Oost-Europese arbeidsmigranten dienen in beginsel dezelfde behandeling te krijgen als Nederlanders, betoogt Dion Kramer. Opvang weigeren is discriminerend en in strijd met de wet.

Jaarlijks migreren meer dan honderdduizend EU-burgers naar Nederland op zoek naar werkgelegenheid en nieuwe levenskansen. Voor een klein deel eindigt dit in een desillusie: zij raken werkloos en belanden op straat. Bij wijze van uitzondering konden dakloze EU-burgers tijdens de harde lockdownmaatregelen tijdelijk terecht in noodopvanglocaties, maar sinds de sluiting afgelopen juni worden zij als ‘niet-rechthebbenden’ beschouwd. Deze winter slapen zij daarom weer op straat. Dit is juridisch onterecht: als EU-burgers hebben zij namelijk in beginsel wél recht op opvang.

Dakloosheid onder EU-burgers in Nederland is de schaduwzijde van een economisch systeem gebouwd op Europese arbeidsmigratie. Voor de Nederlandse economie zijn vooral Midden- en Oost-Europese burgers ‘ideale’ arbeidskrachten: zij werken veel tegen significant lagere lonen en maken bovendien nauwelijks gebruik van de Nederlandse sociale zekerheid. Zonder hun inzet zouden complete sectoren als de kas- en tuinbouw, de vleesindustrie, de bouw en de logistiek grotendeels op hun gat liggen. Ook zijn zij absoluut onmisbaar voor de megadistributiecentra van Albert Heijn, Bol.com en allerhande multinationals.

Lees het complete artikel op de website van het NRC:

Dakloze EU-burgers hebben wél recht op Nederlandse opvang