In de metro van New York zit ik, richting halte Broadway, met een ticket voor de voorstelling ’Hamilton’ op zak, die me behoorlijk wat duiten heeft gekost. Er stapt een jongen in, zonder schoenen, zonder bagage. In zijn kroeshaar zit een frietje vast. Niemand merkt hem op.

Ter hoogte van Grand Street gaat hij staan en spreekt de mensen in de metro aan: „Ik vraag jullie om me te helpen, ik ben niet aan de drugs of alcohol. Van kinds af aan, ik ben nu pas zeventien, ben ik van pleeggezin naar pleeggezin gegaan, ik heb geen enkel familielid meer. Denk maar aan waar jullie waren geweest zonder een netwerk van vrienden en familie, hoe moeilijk het is je staande te houden in een wereld waar je nergens op terug kunt vallen.”

Niets. Alsof het een echo is die door de rammelende metro gaat, een stem die wegsterft zonder bij een medemens te landen. De stad zit vol met onzichtbaren die we liever mijden, alsof armoede en dakloosheid besmettelijk zou zijn.

Ik denk aan de tweehonderd dollar die ik heb neergeteld om straks ’Hamilton’ te zien. Een stuk hoe Hamilton zich als immigrant opwerkt. Gespeeld door voornamelijk acteurs met een immigratieachtergrond. „Immigrants, we get the job done” is een zin uit de voorstelling.

Lees de column op de website van Noordhollandsdagblad.nl:

De besmettelijkheid van armoede en dakloosheid