Op een druilerige maandagochtend loop ik door het centrum van Den Haag, ben op weg naar het Straat Consulaat.
Bij de halte Grote Markt ben ik de RandstadRail uitgestapt om vervolgens lopend via de Passage naar de Parkstraat te gaan waar het kantoor is. Het is lekker warm in de Passage op het ogenblik, een prima plek om te zijn.

Verderop loopt een persoon met de Straatnieuws krant in zijn hand en vraagt aan voorbijgangers om deze te kopen. Hij zegt er achteraan dat hij geld nodig heeft voor een slaapplaats vanavond, het kost hem twee euro om bij de Kessler stichting te mogen eten en slapen.

Hij draait zich in mijn richting als ik voorbij loop. Met zijn lange haren, vriendelijke en vragende blik in zijn ogen vraagt hij mij ook of ik wat geld over heb voor een exemplaar van het Straatnieuws. Ik ben nieuwsgierig naar zijn situatie en vraag hem er naar.
Hij vertelt mij dat hij in 1995 door ontslag dakloos is geraakt. Hij was werkzaam in het Diaconessenhuis Voorburg als facilitair medewerker op de Noord vleugel. Maar door de fusie met het Reinier de Graafziekenhuis was hij overbodig geworden en is toen ontslagen. Dit is geen toeval dacht ik………….. hoe is het mogelijk?

Zelf ben ik als verpleegkundige werkzaam geweest in het Diaconessenhuis Voorburg en heb de fusie meegemaakt. Ik had toen besloten om mijn carrière voort te zetten als wijkverpleegkundige bij een andere instelling. Ik vertel hem dit en als dank voor het aanhoren en mijn verhaal krijg ik twee dikke zoenen op mijn wangen.

Tevens vertel ik hem dat ik nu vrijwilliger ben bij het Straat Consulaat. Hij is niet op de hoogte van onze belangenorganisatie zegt hij. Ik geef hem een exemplaar van onze straatwijzer, welke hij in dank aanneemt. Maaarrrrre hé, zegt hij: of ik toch ook nog wat geld over heb voor hem, voor zijn slaapplaats vanavond? Ik geef hem ’n paar euro, en als dank hiervoor krijg ik weer twee dikke zoenen.

Slaap goed vanavond zeg ik en loop door. Op dit moment hoor ik een mooi liedje van Marco Borsato door de luidspeaker schallen “Hoe mooi kan het leven zijn”. Er gaat een rilling door mijn ziel en ik bedenk mij dat dit soms heel betrekkelijk kan zijn.